En niemand weet wat er staat…
Andrea Kluitmann interviewt Daniel Cunin
eind oktober 2020
Depuis quelques mois, Andrea Kluitmann tient un blog consacré aux personnes venues des quatre coins du monde qui, en temps normal, séjournent à la Maison des Traducteurs d’Amsterdam (photo). Voici l’entretien qu’elle a eu la gentillesse de me demander de lui accorder.
Mijn fysiotherapeute vraagt naar mijn beroep. ‘Vertaler? Welke talen? Alleen maar Nederlands-Duits?’ Ik leg het moedertaalprincipe uit. Ze staart me aan en de ijzeren greep rond mijn enkel verslapt.
‘Moet jij eigenlijk nog weleens woorden opzoeken?’
‘Nee. Ja. Maar het gaat niet zozeer om woorden. Neem nou een simpel zinnetje als: ‘‘Heb ik soms iets van je aan?’’’
Waarom geef ik zo’n lelijk voorbeeld? Laten we het erop houden dat de behandeling niet geheel pijnvrij is.
Mijn fysiotherapeute is snel van geest en komt uit het zuiden des lands. Ze doet een vertaalpoging (Habe ich manchmal was…) en zegt meteen: ‘Nee, dat wordt hem dus niet!’
‘Precies! En dat is trouwens ook een mooi voorbeeld.’
Andrea Kluitmann
Hoezeer talen van elkaar verschillen, daar ging het eerder die dag ook over in mijn Skype-gesprek met Daniel Cunin. Hij vertaalt al ruim vijftien jaar Nederlandse romans en poëzie in het Frans. In oktober zou hij in het Vertalershuis werken aan gedichten van Lucebert en Gerrit Achterberg, maar door de nieuwe coronamaatregelen verblijft hij er nu ‘virtueel’.
‘Ik mis Nederland enorm. De goede vrienden die ik daar heb, de taal, de antiquariaten, et cetera. Ik hou van het land, en van het Nederlands. Het Nederlands is zo soepel en compact. Al die kleine woordjes die je in een zin kunt toevoegen of ergens aanplakt zodat je iets totaal anders krijgt. Ik vind dat fascinerend. En wat je met werkwoorden kunt doen in het Nederlands, werkt niet in het Frans. Op basis van het werkwoord ‘‘vertalen’’ kan een vertaler aan het eind van een zware werkdag zeggen dat hij/zij uitvertaald is; om zoiets in het Frans uit te kunnen drukken heb je enkele woorden nodig of een heel andere formulering. Dat maakt het vertalen ook zo interessant, dat grote plezier van het formuleren, van het ánders formuleren.’
Hester Knibbe, Parijs, 2019 (photo : Anna V.)
De poëzie van Lucebert vertaal je samen met Kim Andringa. Werk je graag als duo?
Met Kim wel. We hebben voor Éditions Unes, die Lucebert gaat uitgeven, eerder poëzie van Hester Knibbe vertaald, Archaïsch de dieren / Archaïques les animaux. Die verscheen in een prachtige uitgave. Heel bijzonder, de uitgever had een gewone oplage gedrukt voor 16 euro per bundel, maar ook twintig exemplaren van 200 euro en twaalf van 700 euro. Bij de bibliofiele uitgaven krijg je een origineel kunstwerk. Op de Parijse Marché de la Poésie, een poëziefestival in de open lucht, waren de meest kostbare uitgaven binnen drie dagen verkocht.
Kim was ooit mijn allerbeste studente aan de universiteit. Ze is tweetalig opgegroeid in Frankrijk met Nederlandse ouders en we zijn een zeer goede combinatie. We brengen allebei iets anders in. Haar Nederlandse taalervaring is anders dan de mijne. Ik ben pas rond mijn 24ste of 25ste met het Nederlands begonnen.
Bijzonder, de combinatie van (beeldende) kunst bij deze gedichten.
Daar heb ik nog een voorbeeld van, in zekere zin mijn mooiste vertaling: voor een voorstelling vertaalde ik fragmenten uit Vaslav van Arthur Japin, die op de huid van een danseres werden geschreven, een ‘levende’ vertaling. Hier kun je een indruk krijgen: À même la peau.
Werk je thuis anders dan in het Vertalershuis?
Ja, toch wel. Daarbij denk ik aan een van mijn eerste verblijven daar. Een hele maand lang had ik elke dag minstens twee afspraken – met auteurs, met uitgevers, met collega’s, met vrienden – ik heb helemaal niets vertaald!
Ook nu was ik van plan afspraken te maken met een paar Achterberg-specialisten en collega’s die verstand hebben van het vertalen van poëzie. Gerrit Achterberg heeft ongeveer duizend gedichten geschreven, en daarvan heb ik er honderd geselecteerd om te vertalen. Maar van sommige regels of strofen weet niemand wat er staat, iedereen leest iets anders. Daarom wil ik graag drie of vier verschillende visies op die gedichten horen. Dat moet nu schriftelijk of via Skype, en dat werkt toch heel anders dan wanneer je bij elkaar zit en van gedachten kunt wisselen.
Je vertaalt naast klassieke poëzie ook veel hedendaagse, levende schrijvers. Tijdens de komende Literaire Vertaaldagen wordt het contact tussen auteur, redacteur en vertaler gethematiseerd. Hoe belangrijk is het overleg in die driehoek voor jou?
Bij De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld speelde het een belangrijke rol. Het is een heel bijzondere debuutroman, die ik met veel plezier heb vertaald, maar er kwam wel de nodige redactie bij kijken. Michele Hutchison was tegelijkertijd bezig met de Engelse vertaling en we konden samen met de auteur en de uitgever inconsequenties en foutjes oplossen. Dat is ook in de daaropvolgende Nederlandse drukken verwerkt. Het is mooi om te zien dat de roman nu, na de bekroning met de International Booker Prize, niet alleen in Engeland maar ook in Nederland en Frankrijk weer volop in de belangstelling staat. En volgende week kan de Nederlandse lezer genieten van haar tweede roman, Mijn lieve gunsteling, die ook heel sterk gecomponeerd en geschreven is.
Door Daniels verhaal moet ik denken aan de Duitse schrijver Ingo Schulze, die ooit zei dat elk boek voordat het in de oorspronkelijke taal verschijnt eigenlijk eerst door een vertaler zou moeten worden vertaald. Hoe verhoudt dit zich tot wat vriend en auteur Gerbrand Bakker tegen me zei toen hij zelf - blijkbaar geheel niet onverdienstelijk - een boek vertaalde? ‘Het is heerlijk om te doen, want het werk is al gedaan.’
Ik moest er erg om lachen, maar hij meende het wel.
Vertalershuis, met Jacklyn Jiang en Vonne van der Meer
photo : Birgit Kooijman