Ok

En poursuivant votre navigation sur ce site, vous acceptez l'utilisation de cookies. Ces derniers assurent le bon fonctionnement de nos services. En savoir plus.

Marieke Lucas Rijneveld

  • Un rêve de garçon

    Pin it!

     

     

    Un poème de Marieke Lucas Rijneveld

     


     

     

    À l’occasion de l’exposition David Hockney à Bozar, Marieke Lucas Rijneveld lit son poème « Een jongensdroom » basé sur une œuvre de cet artiste

    (sous-titres en anglais et en français - traductions Michele Hutchison et Daniel Cunin)

     

     

    Een jongensdroom

     

    Misschien is het dit: dat ik je tot in het genottelijke naakt heb

    gekeken, het vruchtensap uit je lippen geknepen, jij die al die

    tijd al op plukhoogte hing als een lijsterbes zo rood en veel,

    in iedere pose zit een kwaad najaar verborgen, het is heerlijk

     

    om je uit lijnen bij elkaar te dromen. Misschien is het dit: dat er

    in de bovenkamer van je hoofd dichtregels opgerold liggen te

    slapen, je oksels zijn net duinpannen waar je uit de wind in het

    helmgras kunt liggen, het is mij vreemd om zo van iemand te

     

    houden maar bij jou komt alles ineens trefzeker uit de doeken.

    Misschien is het dit: dat je hier voor me staat en zo achteloos dit

    portret vult, alsof wij achteloos in het leven staan, probeer niet te

    veel naar de schaamstreek te staren en naar dat wat mij laat

     

    zinderen, je bent een hemelterg, een lieveling, ik heb alles

    weggegumd waar ik te hitsig te werk ging. Misschien is het dit:

    dat je zelfs naakt toch aangekleed blijft, ik kan maar niet blootleggen

    wat ik precies koester, en het idee dat je op een dag bij iemand

     

    in de kamer komt te hangen maakt me jaloers, waarschijnlijk

    houd ik daarom je voeten, je lieflijke tenen, uit beeld. Misschien is

    het dit: dat ik zolang ik je teken je niet hoef te vinden, de blik in

    je ogen ziet al het weerloze in me, mijn vinger glijdt langs je benen,

     

    je dijen, ik peuter de maan uit je navel tevoorschijn. Misschien is het

    dit: dat ik je tot in het genottelijke naakt heb gekeken, het vruchtensap

    uit je lippen geknepen, en ach kon dit zo maar blijven, de boom,

    het rood, en jij zo zoet en te stil om deze droom te beantwoorden.

     

     

     

    JONGEN - DAVID - RIJNEVELD.jpg

     

     

  • Une époque belliqueuse

    Pin it!

     

     

    Un poème de Marieke Lucas Rijneveld en soutien à lUkraine 

     

     

    marieke lucas rijneveld, poème, Ukraine, Letterenfonds, traduction

    photo Jouk Oosterhof

     

     

     

    Une époque belliqueuse

     

     

    Me suis toujours dit : un seul soldat ne fait pas une guerre.

    À présent, chercher à forces décuplées de quoi se rassurer,

    voir l’hiver se faire hirondelle ou étudier le beurre posé sur

     

    le coin de la table, doux et tout mou, dire que ça, c’est encore

    possible dans notre monde à nous, nous fichtrement tartinables,

    mais de nos écrans, des voix de la radio, le froid éclabousse.

     

    Ils disent que la bataille a commencé, que trois pelés et un tondu

    russes le veulent, alors que nous savons que la paix confère

    plus de grandeur que les coups, que seule la philanthropie assure

     

    un siège dans l’Histoire. Et que : bagarreur ou dur à cuire, c’est non

    pas une identité, mais le moule dans lequel on se fond soi-même.

    Qui souille le nid de l’hirondelle finit par casser l’œuf qu’il couve.

     

    Voici ce qu’il nous faut retenir : nous sommes tous nés réfugiés,

    à la recherche de l’endroit adéquat, d’un minimum de sécurité

    et d’une certaine prospérité, d’un regard qui choie et caresse.

     

    Aussi, libérez votre cœur, il cache un incommensurable espace.

    Et rappelez-vous ceci : toute bienvenue recèle un abri anti-aérien.

     

     

    traduit du néerlandais par Daniel Cunin

     

     

    sur une initiative du Nederlands Letterenfonds

     

     

    Hymne ukrainien chanté sur le Dam, Amsterdam

     

     

  • Hollande, mon amour

    Pin it!

     

     

    Hollande, mon amour

      

     

    Ook internationaal krijgt de kwestie-Rijneveld aandacht. De vorig jaar met de Booker Prize gelauwerde schrijver en dichter trok zich terug als vertaler van het gedicht dat Amanda Gorman voordroeg bij de inauguratie van de Amerikaanse president Joe Biden. Er was ophef ontstaan omdat ze niet – zoals Gorman – zwart is. De Britse krant The Guardian signaleerde het gedicht dat Marieke Lucas Rijneveld daarover schreef in de Volkskrant. Daniel Cunin, vertaler Nederlands-Frans, toont zich geschokt dat zoiets gebeurt in Nederland, het land dat hij zo bewondert.

     

    champdray.jpg

     

    Af en toe komen de onzichtbare literaire vertalers in de schijnwerpers. In mijn geval is dit onlangs gebeurd in verband met de hetze rond Marieke Lucas Rijneveld, wier dicht- en prozawerk ik met plezier en toewijding in mijn moedertaal omzet. Ik heb de behoefte gevoeld een felle kritiek te schrijven over de ongehoorde lafheid van uitgeverij Meulenhoff en de ‘racialistische’ uitspraken van mevrouw Janice Deul en anderen. Mijn verbijstering moest ik de vrije loop laten.

    MLR - Plats Pays2.jpegIk waardeer het feit dat Nederland de laatste decennia minder aan vrijheid van meningsuiting heeft moeten inboeten dan Frankrijk en dat het politieke stelsel, ondanks zijn mankementen, duizend keer democratischer blijft dan het Franse. Maar sinds de oorspronkelijke uitgever van Frans Kellendonk is teruggedeinsd voor een aanval uitsluitend gebaseerd op de huidskleur, heeft mijn eerbied een deuk gekregen. Een zwarte Marieke Lucas Rijneveld, ook zonder enige vertaalervaring en zonder spoken word-verleden, was nooit de schietschijf van gevaarlijke activisten geworden. Als literaire vertaler ben je permanent met de Ander bezig, niet met zulke bekrompen visies op de literatuur en op de wereld die het anders-zijn ontkennen.

    Mijn liefde voor Nederland – een land dat ik pas vrij laat heb ontdekt en waarvan ik de taal begon te leren nadat ik was afgestudeerd – komt voor een deel uit de grote verschillen die ik heb ervaren (l’exotisme à la Segalen) tussen wat ik zag en meemaakte langs Het IJ of in de Archipelbuurt en wat ik gewend was als boerenjongen uit een afgelegen dorpje van 140 inwoners in de Vogezen – acht koeien, een os, twee varkens, enkele kippen en konijnen per boerderij, waarvoor een mesthoop pronkte – hoe hoger hoe rijker. Een jongen die later in het wijnstadje Arbois in de Jura en daarna in de Provence belandde. Daar waar de helft van Vlaanderen jaarlijks de Mont Ventoux beklimt, op fietsafstand van het graf van Ivo Michiels (in het dorp Le Barroux, foto).

    BARROUX.jpg


    De zolen met koeienstront vastgekoekt en de hersenen bedwelmd door een druppeltje vin jaune en een glaasje Muscat uit Beaumes-de-Venise, was ik me niet bewust van bouwkunst. Ik had nog nooit gehoord van Rietveld en nog minder van Theo van Doesburg of van Pierre Cuypers. Het Van Gogh Museum in Amsterdam was mijn tweede of derde bezoek ooit aan een museum. Sindsdien heb ik mijn plattelandsachterstand enigszins ingehaald. Elke dag heb ik deze nieuwe liefde gekoesterd, zoals het hoort bij elke liefde. Dankzij mijn verknochtheid en mijn beheersing van de taal kan ik inmiddels het grootste deel van mijn leven wijden aan het bouwen van bruggen tussen de twee culturen. Het feit dat weinig Franstaligen verstand hebben van Nederland heeft mij aangemoedigd op mijn ontdekkingsreis. Als het China of de Arabische wereld zou zijn geweest, was ik bang geworden door de omvang.

    WNT.pngMet Nederland voelde ik mij veilig. Intussen heb ik ontdekt dat de culturele rijkdom van het ‘kleine landje’ niet valt te omarmen binnen een mensenleven. Hoe zou ik het Nederlands, dat het meest omvangrijke woordenboek ter wereld heeft, als een kleine taal durven beschouwen? Het is een taal die ontelbare mogelijkheden biedt om gedachten en nuances uit te drukken, evenveel als andere talen, maar op een andere manier en met een andere lenigheid. Bij sommige prozafragmenten of dichtregels is het zoals met Van Gogh: het Nederlands is kleurrijk en levendig zoals zijn schilderijen, het Franse equivalent bleek en doods, een beetje zoals het stoffelijk overschot dat in Frankrijk achtergebleven is, samen met de botten van zijn broer.

    Toegegeven: de koeien blijven me achtervolgen. Als je het werk van Rijneveld vertaalt, zit je gauw in de gier. Maar dankzij andere schrijvers kan ik paden bewandelen ver verwijderd van de strontlucht, in Nederland, in Vlaanderen, zelfs in Indië. Tot mijn allerlaatste ademzucht zal Nederland deel blijven uitmaken van mijn innerlijke wereld en fantasie. Dankzij de Lage Landen, die tot voor kort maar weinig waardering voor hun eigen literatuur toonden, maak ik elke dag een wereld- en tijdreis: Hadewijch brengt mij terug via de dertiende eeuw naar de kern van het leven; met Michiel de Swaen reis ik even naar een stukje grond en geschiedenis waar het Nederlands en het Frans elkaar omarmen; met Vondel kruip ik op het altaer en in de hemel, samen met Rembrandt en Vermeer; dankzij De Lantaarn van Pieter van Woensel vind ik mijn weg door de Franse duisternis en samen met Eillert Meeter maak ik drie Nederlandse koningen mee.

    A. Cohen, 1957

    COHEN1957-TOULON.pngNaar de Insulinde reis ik samen met Multatuli en zijn grote pleitbezorger in Frankrijk, Alexander Cohen. In Leeuwarden geboren in 1864, in Toulon overleden in 1961. Sandro, zoals hij door zijn naasten werd genoemd, blijft voor mij een gids door de Nederlandse en de Franse geschiedenis, iemand die kleur geeft aan de grauwe, bleke Derde Republiek. Wij volgen hem in Indië in de voetsporen van Rimbaud, in Londen in gezelschap van Louise Michel, in Parijs waar hij bevriend raakt met Fénéon en de gebroeders Van Dongen, later aan de mediterraanse kust, waar hij zijn herinneringen aan de bohème en de bommen ophaalt met de Franse schrijver André Salmon.

    Mijn tijd- en wereldreis door de moerasprovincies brengt mij op tientallen sluipwegen die ik niet kon vermoeden. Om niet te verdwalen probeer ik mijn favoriete pleisterplaatsen af te bakenen en samen te brengen in mijn weblog: flandres-hollande.hautetfort.com. Op deze manier ga ik regelmatig op zoek naar (en op bezoek bij) jonge en oude literatoren, levende en dode kunstenaars. Beroemd of in vergetelheid geraakt, zoals de laatste tijd het geval is met een kleurrijke figuur die bevriend is geweest met de bekendste schilders en schrijvers van zijn tijd en die volledig uit beeld is verdwenen, zowel in Nederland als in Frankrijk. Wie was deze man die even dol op Frankrijk was als ik op Nederland?

    VANDERPYL - PHOTO - EXCELSIOR 22 AVRIL 1931, p. 4.pngHagenaar van geboorte, zijn naam zoek je tevergeefs op de DBNL, de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren. Dat hoeft niet te verbazen, aangezien hij slechts één zwakke poëziebundel in zijn moedertaal heeft gepubliceerd, net voor 1900. De rest van zijn werk schreef hij in het Frans: essays, drie romans, poëziebundels, honderden artikelen in dagbladen en tijdschriften. Hij is wellicht de enige Nederlander ooit die vijftig jaar lang zijn brood met een Franse pen heeft kunnen verdienen. Deze taal kreeg hij onder de knie nadat hij zich eind negentiende eeuw in Parijs had gevestigd, rond zijn 23ste.

    In de Franse hoofdstad raakte hij bevriend met Apollinaire en André Salmon; al in het eerste decennium van de twintigste eeuw stonden hun namen onder elkaar op de cover van een paar van de meest vooruitstrevende literaire tijdschriften. Vrij snel behoorden ook tot zijn vriendenkring: Van Dongen, Picasso, Vlaminck, André Derain, en later de Engelstalige schrijvers James Joyce, T.S. Eliot (die hem heeft geportretteerd samen met een paar andere schrijvers in een Parijs restaurant in 1920) en Erza Pound. De laatste vermeldt zijn voornaam, Fritz, in The Cantos.

    De Hollander verkreeg de Franse nationaliteit na te hebben gediend in het Vreemdelingenlegioen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een van zijn gedichten werd door Arthur Honegger op muziek gezet. Tijdens het interbellum genoot de bourgondische Hagenaar een uitstekende reputatie als kunst- en culinair criticus in Frankrijk en bouwde een kunstcollectie op zonder weerga. In 1944 stond hij op de lijst van collaborateurs, opgesteld door de Communistische Partij. Eenentwintig jaar later stierf Fritz René Vanderpyl, want zo heette hij, op de leeftijd van 88 jaar in de Vaucluse, daar waar de helft van Vlaanderen elk jaar de Mont Ventoux beklimt, in de voetsporen van Petrarca.

     

    Daniel Cunin, Argus, 30 maart 2021, p. 17

     

     

    Champdray3 - EGLISE.jpg

     

     

     

  • Le virus racialiste

    Pin it!

     

     

    Le virus racialiste

    laffaire Lale Gül

     

     

    Entretien à Radio Judaïca

    L’affaire Gorman/Rijneveld (suite)

     

     

    Le 11 mars dernier, Radio Judaïca de Bruxelles m’a invité à m’exprimer au sujet de ce qu’on appelle l’affaire Gorman/Rijneveld, laquelle reflète un sommet de la bêtise humaine.

    Après un premier billet d’humeur sur la question, voici un compte rendu de ce que j’ai dit à l’occasion de cette émission diffusée en direct sur FaceBook et par la suite sur le site de la radio. Je complète mon propos, étant donné que le temps d’antenne ne me permettait pas d’entrer dans le détail. Et qu’il me paraît nécessaire d’évoquer  la jeune romancière Lale Gül, menacée de mort Amsterdam.

    Mon intervention a suivi celle de Philippe Close, bourgmestre de Bruxelles et de Lydia Mutyebele, l’une des échevines, ainsi que celle, magnifique, de Hassan Jarfi à propos des violences homophobes ; après mon passage, l’historienne Frédérique Schillo a proposé avec humour, depuis Jérusalem, sa chronique hebdomadaire sur l’actualité israélienne (à revoir sur FB). Ci-dessous, la vidéo de ma seule intervention :

     


     

     

    Frédéric Bergman, le présentateur de cette émission intitulée « Et si pas maintenant quand ? », m’a d’abord demandé quelques précisions au sujet de Mme Deul et de la querelle née à la suite de la prise de position de cette dernière dans le quotidien néerlandais De Volkskrant.

     

    Janice Deul est une journaliste hollando-surinamienne, activiste et rédactrice de mode. Elle milite en faveur d’une plus grande diversité dans la mode, les médias (life style) et le secteur culturel. À ce jour, elle a publié un ouvrage : Little Black hair Book.

    Elle nous dit que, malgré son talent, Marieke Lucas Rijneveld n’a aucune expérience en tant que traductrice, n’a pas une grande expérience de la poésie slam et que sa connaissance de la langue anglaise laisse à désirer. Tout cela est vrai. Le problème, c’est que Janice Deul & Cie ne dénoncent en réalité qu’une seule chose, une vérité de la Palisse : Marieke Lucas Rijneveld n’est pas noire. Si elle avait été noire, même sans expérience de la traduction littéraire, même sans grande connaissance du slam ni de je ne sais quoi, jamais il n’y aurait eu la moindre protestation.

    Cette protestation est d’autant plus ridicule qu’il existe, depuis la fin janvier, deux traductions néerlandaises du poème « The Hill we climb » qui a rendu célèbre Amanda Gorman après qu’elle l’a eu déclamé lors de l’investiture de Joe Biden. Deux traductions néerlandaises réalisées, l’une, par une Flamande blanche et publiée, à Bruxelles, dans De Standaard, l’autre par un Hollandais blanc publiée dans un quotidien protestant néerlandais.

    Il s’agit donc bien, de la part de Janice Deul, d’une prise de position racialiste. Aux antipodes de la teneur réconciliatrice du poème d’Amanda Gorman.

    Autre problème dans cette affaire : cette prise de position est soutenue et colportée avec complaisance par certains médias. Imaginez l’indignation et le tollé si l’on avait interdit à un Noir de traduire un auteur blanc, à un homosexuel de traduire un auteur hétéro, à un Juif, un musulman, un bouddhiste de traduire une pièce de théâtre de Paul Claudel, un roman de Dostoïevski ou un recueil de Marie Noël ! Imaginez le tollé si j’avais refusé de traduire un écrivain noir en raison de sa couleur de peau !

    MLR0.jpegUn exemple de cette complaisance médiatique : samedi 6 mars, quand Marieke Lucas a répondu à la polémique par le moyen du poème « Alles bewoonbaar » (Tout habitable), De Volkskrant, le quotidien néerlandais qui avait la primeur de cette publication, a présenté ces vers de façon à laisser entendre que Marieke Lucas s’excusait platement… Cette présentation en ligne sur le site du journal a été modifiée quelques heures plus tard.

    Autre exemple : le 5 mars, le quotidien Le Monde, par la voix de son correspondant à Bruxelles, a repris, sans les remettre en doute, les propos de M. Ouaamari, chroniqueur du journal flamand De Morgen. Ce M. Ouaamari nous dit, à propos des Plats Pays : « Il n’y a pratiquement aucune place pour les plumes des minorités et le secteur littéraire demeure aussi blanc que la cocaïne que l’on décharge sur les quais du port d’Anvers. » Sans le moindre scrupule, cet essayiste publié à Amsterdam ajoute : « Amanda Gorman ne serait jamais publiée si elle vivait en Belgique ou aux Pays-Bas. Passez en revue le fonds des maisons d’édition pour vous en assurer. »

    Ce ne sont là, bien entendu, que purs mensonges. Je crois que les Plats Pays investissent, plus qu’aucune autre contrée, en énergie, en temps et en argent, pour défendre les minorités, en tout cas, bien plus, me semble-t-il, que la Chine, le Japon, l’Arabie Saoudite ou que le Maroc. Des dizaines et des dizaines d’auteurs des minorités – et de n’importe quelle couleur –, d’expression néerlandaise sont publiés. Beaucoup sont traduits grâce à de l’argent public. Certains d’entre eux n’hésitent d’ailleurs pas à traduire : Hafid Bouazza en est l’un des plus brillants exemples ; la poétesse Nisrine Mbarki en est un autre.

    Kader Abdolah & sa fille Bahar

    Kader_&_Bahar_Abdolah.jpgEspérons que les institutions belges et néerlandaises concernées démentiront officiellement ces allégations. Que les organismes représentatifs prendront position : par exemple le CEATL (Conseil européen des Associations de Traducteurs Littéraires, association internationale Majuscule sans but lucratif), qui nous parle de « Répression totale de la culture biélorusse en janvier 2021 », mais qui n’a pas, semble-t-il, entrouvert la bouche à ce jour sur l’affaire qui nous concerne. ATLAS (Association pour la promotion de la traduction littéraire) renvoie à quelques articles dont celui de Françoise Wuilmart : « Amanda, Marieke : I have a dream… Jamais Blanche n’aura fait couler autant d’encre noire ! », mis en ligne par l’ATLF (Association des Traducteurs littéraires de France). Par la voix de sa présidente, la romancière Vonne van der Meer, PEN Nederland regrette cette « exclusion » de Rijneveld. On attend le réveil de diverses institutions hollandaises. L’Auteursbond, qui défend les auteurs et les traducteurs depuis plus d’un siècle ne paraît pas s’être exprimé officiellement sur la question, non plus que Flanders Literature et la Dutch Foundation for Literature, plus ou moins les équivalents flamand et batave du CNL français.

    Pour prendre la mesure de la représentation des écrivains « pas tout à fait blancs » en Hollande, il suffit, par exemple, de consulter la base de données qui figure sur le site de la Fondation sise à Amsterdam. Par ordre alphabétique, on trouve :

    en deuxième position : Kader Abdolah, né en 1954 en Iran, dont plusieurs œuvres sont disponibles en français (Gallimard), en anglais, en allemand, en danois, en chinois, etc. ;

    en huitième position : Yasmine Allas, née en 1967 à Mogadiscio – une de ses œuvres est traduite en espagnol ;

    en neuvième position : Karin Amatmoekrim, née en 1977 à Paramaribo, capitale du Suriname dont un choix de l’œuvre est disponible en traduction anglaise ;

    en seizième position : Frank Martinus Arion, né à Curaçao (1936-2015),  dont le chef-d’œuvre Dubbelspel a été transposé en plusieurs langues, pas encore en français malheureusement.

    On continue, M. Ouaamari ?

    Yasmine Allas, photo Bert Nienhuis

    YA1.jpgLe CNL flamand ne peut mettre en avant beaucoup d’écrivains noirs puisque la plupart de ceux-ci, nés ou vivant en Belgique, écrivent en français. Cependant, on relève tout de même les noms de Dalilla Hermans, originaire du Rwanda, et de Nadia Nsayi, d’origine congolaise. À ces dames viennent s’ajouter des personnes d’origine (ou de nationalité) marocaine : Ish Ait Hamou, Fikry El Azzouzi, Rachida Aziz, Rachida Lamrabet et Mohamed El Bachiri, ou irakienne : Hazim Kamaledin. Je crois savoir que Flanders Literature, dans sa politique « raciste », n’a pas manqué, en outre, de venir en aide à Ali Bader, autre écrivain né en Irak, lequel ne parle pourtant pas néerlandais.

    Comment se fait-il que, dans ces Plats Pays qui n’aiment ni les nuances de couleurs, ni les minorités, l’Anversoise Nadia Dala ait pu publier un roman aux Pays-Bas et un autre en Belgique sans compter quelques autres titres ? Comme se fait-il que Mustafa Kör, qui nous vient d’Anatolie, vient d’être désigné prochain « poète national » en Belgique ? Comment se fait-il qu’à Amsterdam, on a un jeune homme d’origine berbère qui a cofondé une très belle collection, la « Bibliothèque Berbère », aux éditions Jurgen Maas ? Asis Aynan, ainsi s’appelle-t-il, vient d’ailleurs de publier un essai aux éditions Van Oorschot, l’une des maisons les plus réputées dans le monde néerlandophone. Comment se fait-il encore qu’il existe, depuis quelques décennies en Hollande, un prix littéraire qui récompense des auteurs originaires des mondes arabophones ? Comment se fait-il que la Surinamienne Astrid Roemer vient de se voir décerner la distinction la plus prestigieuse des Plats Pays, le Prix des Lettres NéerlandaisesComment se fait-il qu’on a publié à Amsterdam deux anthologies réunissant des auteurs connus ou inconnus originaires d’Afrique qui écrivent en néerlandais : Zwart. Afro-Europese literatuur uit de Lage Landen (Atlas Contact, 2018) et AfroLit. Moderne literatuur uit de Afrikaanse diaspora (Pluim, 2020) ? Si les gens de couleur sont sous-représentés dans les bureaux des maisons d’édition et dans le milieu de la traduction, cela tient à des motifs sociaux et non pas raciaux. Personnellement, je connais des personnes de toutes les couleurs et appartenant à toutes les minorités possibles dans le milieu littéraire hollandais.

     

    Couv-Habitus.jpgDu néerlandais, j’ai traduit de ma propre initiative le recueil Habitus (éditions Caractères, 2019), de Radna Fabias, poétesse noire de Curaçao, laquelle se lance d’ailleurs à son tour dans la traduction littéraire sans que cela ait soulevé le moindre problème : un recueil de Warsan Shire et deux de… Louise Glück – oh ! scandale ! Dans ma langue maternelle, j’ai transposé des poèmes d’une poétesse hollando-congolaise, des romans et nouvelles de deux romanciers nés au Maroc, Hafid Bouazza et Abdelkader Benali. Va-t-on bientôt m’interdire de traduire ces auteurs ? de traduire le Juif Leon de Winter ? Et retirer des rayonnages ma traduction du Journal écrit à Westerbork par cet autre Juif, Philip Mechanicus ? la poésie de l’anglican Benno Barnard ? les romans et albums jeunesse de l’homosexuel Bart Moeyaert ? Va-t-on m’interdire de traduire le roman « culte » gay du début du XXe siècle au prétexte que je n’aurais pas le vécu requis et adéquat ? interdire, en cette année 2021, la publication de L’ovaire noir de la poésie, anthologie de la poésie du violeur et meurtrier Gerrit Achterberg, au prétexte que je n’aurais pas là non plus le bon pedigree ?

    Que n’aurait-on pas dit si d’aucun s’était élevé contre le choix de Marieke Lucas Rijneveld – pur produit d’un milieu protestant rigoriste – pour traduire la catholique revendiquée Amanda Gorman !?

    Plutôt que du chantage à la victimisation, la société a besoin de gens et de voix pour empêcher l’opprobre jeté voici peu aux Pays-Bas sur Lale Gül, une jeune femme (23 ans) d’origine turque, sans doute trop blanche pour M. Ouaamari : son premier livre, le roman Ik ga leven (Je vais vivre) a révulsé des esprits dans le milieu d’où elle vient, autant de mâles mal équarris harcelant la famille de l’auteure débutante, protégée depuis par la police. Menacée de mort, la jeune femme a annoncé renoncer à publier et se résoudre à mener une vie rangée d’épouse au service d’un mari ethniquement « compatible », probablement choisi par ses parents. Aux dernières nouvelles, elle a quitté la maison familiale, rejetée qu’elle est par les siens. Qui en parle hors d’Amsterdam, hors de la néerlandophonie ? N’est pas « Amanda Biden » qui veut.

     

    LG1.jpg

     

     

    Ensuite, Frédéric Bergman m’a interrogé sur Meulenhoff et les rapports de cette maison d’édition avec Marieke Lucas Rijneveld.

     

    À l’origine, c’est une question de gros sous. Les éditeurs européens se battent pour acheter les droits des livres – écrits ou pas encore écrits – de la jeune star Amanda Gorman. Meulenhoff pense faire un gros coup publicitaire en désignant Marieke Lucas Rijneveld, comme traductrice de l’un de ses recueils, préfacé, de surcroît, par la star télévisuelle Oprah Winfrey. Marieke Lucas, une femme jeune elle aussi, jouissant déjà d’une grande réputation, représentant une « minorité » puisqu’elle se définit comme « non-binaire », c’est-à-dire à la fois comme femme et comme homme ou comme non marqué(e) sexuellement (elle a ajouté le prénom Lucas à Marieke, celui que lui ont donné ses parents).

    Ce coup publicitaire a dépassé, bien entendu, toutes les espérances de la maison d’édition Meulenhoff. Et franchi allégrement les frontières de la Hollande.

    Meulenhoff – qui n’est, je précise, ni l’éditeur de la poésie de Marieke Lucas, ni celui de ses romans – s’est montré d’une lâcheté sans nom en ne soutenant pas la jeune femme.

    J’ose croire que si Marieke Lucas Rijneveld a cédé et a renoncé à traduire Amanda Gorman, c’est parce qu’elle est jeune, pas très casse-cou sans doute (si ce n’est, de façon remarquable, dans son écriture), et qu’elle n’est pas assez « blindée » non plus, car n’ayant, comme on l’a dit, pas d’expérience de la traduction.

    Karin Amatmoekrim (2017)

    KA2.jpgSa réponse, à la suite de ce tollé, est un poème formulé dans un lexique fort et marquant, qui ouvre plusieurs lectures possibles. Mais c’est un poème qui n’est ni un renoncement, ni une forme de résignation. Elle recourt d’emblée au mot verzet (soit : résistance, rendu dans la traduction française par : pugnacité).

    Le poème a été publié en français par l’hebdomadaire Marianne qui a couvert le sujet, tout comme Le Point, de façon intéressante et assez complète, à la différence de la plupart des autres organes de presse francophones, pas même capables de mentionner correctement le titre du roman de Marieke Lucas paru aux éditions Buchet/Chastel : Qui sème le vent. Depuis, quelques quotidiens et périodiques ont ouvert leurs pages à quelques écrivains et traducteurs renommés.

    Dans cette affaire, on a accordé trop peu de place à la dimension littéraire de Rijneveld ou à celle d’Amanda Gorman. Beaucoup trop à la politique et à l’idéologie qui sont certes au cœur du débat. Quant à cette dimension idéologique, je renvoie les auditeurs/lecteurs à un entretien très éclairant accordé le 5 mars au Figaro par l’un des rares spécialistes de la Hollande en France, à savoir l’historien et politicologue Christophe de Voogd (à propos de l’idéologie décoloniale, de l’inclusion, de l’intersectionnalité généralisée…).

     

    entretien radio (NL) avec  Lale Gül

     

     

    Enfin, Frédéric Bergman m’a interrogé sur les suites que cette affaire pouvait avoir pour le milieu littéraire, en particulier pour les traducteurs.

     

    Aujourd’hui, sur cette question, il y a trois « camps » :

    celui des activistes racialistes, de leurs relais dans les médias et des éditeurs qui se mettent à genoux ; Meulenhoff ou encore Univers, l’éditeur catalan qui a refusé de publier la traduction qu’il avait pourtant confiée à Victor Obiols, traducteur blanc réputé qui avait déjà terminé le travail ;

    celui des plus ou moins tièdes : ils gardent le silence ou ils disent que, si la qualité d’une traduction ne repose certes pas sur la couleur de la peau, ni sur le sexe, etc., on peut regretter le manque de traducteurs de couleur dans les Plats Pays – ce que tous les esprits bien intentionnés regretteront. Mais, par idéologie, par une empathie saugrenue, ils se refusent à voir et à condamner le racialisme en question ;

    enfin, celui de celles et ceux qui s’indignent, très nombreux parmi les auteurs, les traducteurs et le reste de la population, en Hollande, en France et j’imagine aussi en Belgique. On peut se demander pourquoi, en Hollande, il n’y a pas plus de traducteurs d’origine surinamienne, par exemple, alors qu’une bonne partie de la population de l’ancienne Guyane néerlandaise a opté, fin 1975, pour les Pays-Bas lorsque cette partie du monde est devenue indépendante. La maîtrise, à l’écrit, d’une langue (la langue maternelle en principe), ça ne s’improvise pas. Pas plus que l’apprentissage d’une langue étrangère avec laquelle, à l’origine, on n’a pas forcément de liens particuliers. On pourrait dénoncer, en France, l’absence quasi totale d’enfants de paysans ou d’ouvriers dans les grandes écoles, mais de là à en faire un chantage victimaire basé sur la couleur ou les origines, de là à réduire les gens à la quantité et à la nature des mélanines de leur peau !

     

    TdF1.jpgBeaucoup de personnes estiment, sans doute plus encore en France qu’en Hollande ou qu’ici en Belgique – peut-être est-on plus sensibles en France à ces formes de propagande en tout genre –, que cette affaire qui repose à l’origine sur de la bêtise crasse n’est que le début d’une attaque. Une agression importée des États-Unis qui va toucher tous les domaines et secteurs de la société, culturels et autres. On en veut pour preuve la décision d’un éditeur américain de ne pas traduire le dernier roman de Timothée de Fombelle (Alma, le vent se lève), pourtant salué par la critique, au motif qu’un Blanc de notre époque n’a pas la légitimité pour se glisser dans la peau d’une jeune esclave noire d’une époque reculée.

    L’indignation n’est pas retombée, loin de là. Les éditions Meulenhoff se sont ridiculisées aux yeux d’une grande partie des Hollandais. Il s’agit, en réalité, d’un conflit de civilisation. Des formes de résistance doivent s’organiser.

    Le racisme est en tout homme. Si l’on ne s’aime pas soi-même, comment aimer l’autre ? Que répondre d’autre à ces idéologues qui cherchent à propager le virus racialiste et donc la haine dans nos sociétés ? Mieux vaut intervenir le plus tôt possible sans attendre les vaccins.

    Pour le reste, comme me le rappelait un ami, nous sommes face à un problème qui n’est pas nouveau et qui existera toujours : il y a d’un côté ceux qui aiment les arts et le beau en tant que tels et pour eux-mêmes ; de l’autre, il y a ceux qui, au fond, n’envisagent l’art que par le petit bout de la lorgnette économique, sociologique ou, en l’occurrence, raciale.

    L’élévation de l’esprit d’un côté. De l’autre, de très basses manœuvres.

    Vive la vraie littérature ! De la littérature, on va en voir et en entendre de toutes les couleurs très bientôt avec Marieke Lucas Rijneveld, invitée ce 26 mars au Festival PassaPorta de Bruxelles.

     

    Daniel Cunin

     merci aux deux Pierre

     

     

    MLR-PLATS PAYS1.jpeg

    Le deuxième roman de Marieke Lucas Rijneveld

    (parution en français en 2022) 

     

     

     

  • TRIBUNE LIBRE

    Pin it!

     

     

     

    Chantons avec ces gens-là

    ou la traduction

    comme l’une des voix / voies de l’exotisme

     


    Marieke Lucas Rijneveld, poésie à la ferme 

     

     

    Traducteur de poèmes de Marieke Lucas Rijneveld et de son tout premier roman – Qui sème le vent, éditions Buchet/Chastel, dont la version anglaise The Discomfort of Evening a remporté en 2020 l’International Booker Prize –, je prends la plume en raison du tohu-bohu auquel on assiste depuis que d’aucuns ont dénoncé le fait que la Néerlandaise avait été choisie, par les éditions amstellodamoises Meulenhoff – naguère prestigieuses –, pour traduire des vers de la jeune Américaine Amanda Gorman, autrement dit un recueil devant être préfacé, semble-t-il, par Oprah Winfrey.

    Depuis, Marieke Lucas Rijneveld a renoncé à ce projet. Je me sens d’autant plus poussé à jeter mon grain de sel dans la cohue que la plupart des médias francophones parlent à son égard de « poste de traductrice » sans être à même de citer correctement le titre de son roman récompensé.

    Traduisant le titre anglais, ils nous parlent d’Inconfort du soir, d’Inconfort nocturne ou encore du Déconfort du soir alors qu’une recherche primaire et élémentaire sur internet leur aurait permis de trouver les mots justes, et tout simplement l’édition française sur le site de l’éditeur*. Bien que vieilli, le mot « déconfort » existe certes, mais il signifie : état d’une personne qui a perdu courage, faute de secours. Peut-être est-ce, après tout, le cas de Parka, le personnage central du livre de Rijneveld. Dans ma grande générosité, je viens cependant un peu au secours de ces innombrables déconfortés ainsi que des démineurs éditoriaux.

    couv MLR.jpgJe ne m’offusquerai pas du fait que les agences de presse, et, dans leur foulée, la quasi-totalité des perroquetants médias francophones, mentionnent – à propos de cette affaire qui concerne deux dames sous le feu des projecteurs –, la traductrice noire d’une poète noire tandis qu’aucun, pour ainsi dire, ne nomme le traducteur blanc – naguère filasse – d’une poète et romancière blanche et blonde comme les blés. L’information transmise par ces personnes touche au ridicule quand on sait qu’il existe déjà, depuis des semaines, deux traductions néerlandaises du poème The Hill we climb d’Amanda Gorman. L’une, que l’on doit à Katelijne De Vuyst, est en ligne sur le site du quotidien flamand De Standaard. Cette traductrice blanche – qui a, comble de l’horreur, traduit une kyrielle d’auteurs mâles africains –, va-t-elle devoir poser rétroactivement un genou à terre devant Mme Deul ? Et que dire de l’autre traduction, celle de la main du blêmo-batave poète Menno van der Beek**, laquelle a paru dans un quotidien d’obédience… chrétienne, autrement dit, en hollandais courant, protestante. La Noire universelle (καθολικός) traduite par un Blanc schismatique ! Mme Deul & Cie ont-elles un tant soit peu connaissance de l’universalité de la personne de Mlle Gorman et de son poème ? Étonnant de voir les médias européens anticatholiques par confession et profession porter aux nues le catholique Biden et son coryphée féminin…

    Voici donc ma transposition franco-brelienne de cet inepte méli-mélo que Reiser eût intitulé, non pas, Un soir d’inconfort lamentable, mais On vit une époque formidable !

     

    Chez ces gens-là, on estime que Marieke Lucas Rijneveld, jeune et blonde poète blanche et romancière blond et blanc*** des Pays-Bas est trop pâlotte ou pas assez noiraud – du moins dans ses fibres et neurones – pour traduire des vers de la poète ou du poétesse Amanda Gorman à qui il aura suffi de prendre la parole durant quelques minutes lors de l’investiture du pâlichon Joe Biden pour devenir mondialement connu.e… en Chine, au Qatar, aux Philippines, en Birmanie, en Namibie, en J’en-Oublie. Il lui aura suffi de prendre quelques minutes la parole pour que des maisons d’édition, sises sur cette face-ci du globe, se jettent sur son œuvre à peine écrite afin d’en acheter les droits. Histoire de ne pas gaiement tailler dans le lard, je laisse de côté les considérations trébuchonnantes qui président à pareille décision. De même, je laisse de côté l’inexpérience de Marieke Lucas Rijneveld en tant que traducteur.trice soulignée par la presse néerlandophone. Tout ceci a bien peu de rapport avec la littérature et encore moins avec l’acceptation de l’autre en soi qui commence par l’acceptation de soi-même au cœur de soi, réalité première que quelques esprits, qui se sont autrefois exprimés sur le parchemin ou le sable, nous ont transmise… sans le secours de Meulenhoff ni d’ailleurs de la moindre maison d’édition.

    Ces gens-là n’pensent pas, Mademoiselle, ces gens-là crient.

     

    MLR - Plats Pays 3.jpgChez ces gens-là, on ne lit pas grand-chose, on n’a jamais lu De avond is ongemak, ni The Discomfort of Evening, ni Nelagoda večeri, ni Was man sät, non plus qu’Il disagio della sera, autrement dit, le premier roman de Marieke Lucas Rijneveld publié en français sous le titre Qui sème le vent. Ces gens-là qui se plaisent à interdire à tout-va omettent de relever que la censure a commencé son travail avant même la parution anglaise de ce livre, version couronnée, comme on le sait, par l’International Booker Prize : à l’initiative de quelque rédacteur ou éditeur londonien bégueule, et non pas de la traductrice Michele Hutchison, la version en langue anglaise a en effet caviardé plusieurs passages, autant d’allusions drôles, grinçantes et cyniques, soit à la sexualité, soit à Hitler.

    Ces gens-là n’lisent pas, Mademoiselle, ces gens-là trichent.

     

    Chez ces gens-là, Mademoiselle, on intime aux Africains et aux Surinamiens de ne jamais chanter le moindre air de Monteverdi ou de Purcell : selon eux, ils seraient incapables de se déplacer dans l’âme et dans la chair des compositeurs et des librettistes tout aussi blancs que des cachets d’azithromycine. Chez ces gens-là, on m’intime de ne plus traduire d’écrivains qui, à l’instar de Marieke Lucas Rijneveld, sont d’éducation calviniste, d’un autre sexe que moi ou d’une absence ou duplicité de sexe, ou bien qui ont une connaissance avérée des bovidés. Ayant grandi dans une ferme, Marieke Lucas Rijneveld continue, entre deux poèmes, deux chapitres d’un livre ou deux pages d’une traduction en chantier, de prendre soin de quelques vaches. Or, je ne suis pas censé – guère plus, sans doute, que les traducteur.rices de langue albanaise, arabe, bosniaque, azéri, bulgare, chinoise, japonaise, danoise, estonienne, géorgienne, grecque, hongroise, coréenne, croate, lituanienne ou macédonienne (autant d’idiomes dans lesquels une traduction du roman couronné est annoncée) – être familier du non-binarisme, des arcanes de la Bible non plus que des pis et autres bouses encore fumantes et odorantes. Il se trouve qu’avant même la naissance de Marieke Lucas Rijneveld, j’apprenais à traire les vaches de mes petits doigts de gamin puisque, dans ma famille, à défaut de Bible, de théories quelconques alors insoupçonnées, et du moindre livre, on « possédait » en tout et pour tout une poignée de vaches, quelques poules et lapins ainsi que, tout au plus, un ou deux cochons. Ces gens-là, Mademoiselle, vont m’accuser de zoophilie pour avoir, à six ou sept ans, manipulé et caressé des trayons, m’accuser de maltraitance animale pour avoir, vers le même âge, tenu un seau ou une grosse poêle sous le cou du cochon qu’on égorgeait, ou encore, à dix ou douze ans, aidé, à renfort d’un bout de bois et de cordelettes, une vache à vêler au milieu de la nuit… Être étranger.ère, pendant l’enfance, aux théories universitaires, à la Bible des États, à la littérature, condamne ainsi, selon ces gens-là, toute personne à ne pouvoir jamais traduire la moindre phrase ataviquement batave, à ne jamais pouvoir se glisser dans la peau d’une personne qui écrit dans une quelconque autre langue que la sienne.

    Ces gens-là n’causent pas, Mad’moiselle, ils décrètent.

     

    MLR Kalf.jpgChez ces gens-là, on dit qu’elles sont bien trop belles pour moi – pour que je sois admis à les transposer dans ma langue maternelle, langue que j’ai apprise dans les livres, en particulier dans le meilleur dictionnaire qui soit, Le Dictionnaire des idées reçues, et plus encore dans son liminaire, Bouvard et Pécuchet, puisqu’on parlait, dans mes enneigées montagnes natales, un français très approximatif et assez patoisant –, qu’elles sont mille fois trop belles pour moi les œuvres de tel écrivain d’expression néerlandaise d’origine maghrébine qui n’aime guère l’islam ; celles de tel autre, lui aussi d’origine sémite, qui apprécie peu ses cousins juifs ; celles d’un chrétien qui goûte la tradition hébraïque mais un poil moins l’islam ; celles d’un romancier, pour sa part juif, qui écrit ses livres dans le bureau où Marilyn venait s’allonger pour confier ses secrets à son psy ; celles d’un poète converti au catholicisme vilipendé par la plupart de ses pairs ; celles d’une femme devenue, entre le début et la fin de la traduction de l’un de ses essais à laquelle je me consacrais, homme ; celles de cette fière Brabançonne ayant décliné d’un grand sourire l’invitation de Brodsky à passer une nuit avec lui ; celles de cet incomparable romancier blanc qui ne s’endort jamais dans sa chambre noire avec sa femme aussi noire qu’Obama ; celles d’une dame, bien éduquée sous tous rapports, qui voyage vers l’enfant ; celle d’un poète assassin ; celles d’insulaires athées couleur ébène ou de continentales agnostiques couleur cuivre – ou je ne sais en réalité celles de qui, de que, de quoi au juste, celles de ces êtres humains qui ont, plus ou moins, à un moment donné, à l’instar d’un Segalen, plongé leur plume dans l’encre de l’exotisme, altérité la plus radicale…

    En attendant que je comprenne ces gens-là, Mad’moisel’, y’a celle qui est belle comme un poème, et qui m’aimait pareil que moi je l’aime, et que j’ai pas le droit, selon ces gens-là, de traduire, parce qu’elle est noire, d’un noir d’encre jusqu’au bout des ongles, jusqu’au tréfonds de la moelle et des entrailles – si ce n’est qu’elle pose de sa plume, de sa langue, de tout son corps, de ses gémissements, un point blanc tout au bout de son poème, Mad’moisel’, tout à l’extrémité jouissive et jouissante du poème de sa vie, du dernier vers de sa vie… un p’tit point blanc, tout p’tit, tout blanc, son point blanc : son clitoris excisé.

     

    Mais i’ se fait tard, Mad’moisel’, faut que j’rentre chez moi au milieu des vaches, des dicos, des dildos et des cochons. Comme vous devez vous en douter, i’ m’reste quelques chats à…

     

    Daniel Cunin

     

     

    MLR avond.jpg* On peut regretter que l’une des rares voix qui aurait pu corriger le tir et redorer le blason journalistique ne soit plus correspondant d’un quotidien français, Libération pour ne pas le nommer. Sylvain Ephimenco, qui a adopté le néerlandais comme langue d’expression, est depuis une trentaine d’années chroniqueur du quotidien national hollandais issu de la Résistance Trouw : au sujet de cette affaire, il est l’une des voix à oser nommer, aux Pays-Bas, les choses par leur nom. Je souligne que je n’ai jamais rencontré ni échangé le moindre mot avec ce compatriote. Quant à Anthony Bellanger, que je ne connais pas non plus, il nous mène en bateau, sur franceinter.fr, donc avec l’argent du contribuable, en faisant son petit savant, mélangeant des pans d’histoire batave, sous un titre burlesque, et avec des anachronismes dignes d’un élève de maternelle : « Pour ma part je voudrais que nos auditeurs comprennent qu’il s’agit, de la part de Marieke Lucas Rijneveld, d’une renonciation douloureuse mais généreuse et très néerlandaise et certainement pas d’une défaite : au fond, elle renonce pour laisser au ‘‘pilier’’ noir néerlandais une chance de s’exprimer et donc de s’intégrer plus vite. » Ce qui revient, selon l’un des écrivains hollandais encore capable de lire le français, à « expliquer que l’élite parisienne agresse sexuellement des mineurs parce qu’il existe une tradition française de pénétration anale à grand renfort de baguettes ».

    ** Heureusement pour lui, cet auteur s’appelle Menno van der Beek (Menno du Ruisseau) et non pas Menno van der Bleek (Menno de la Pâleur / de la Blêmitude).

    *** Je tiens à préciser que je découvre, tout en écrivant ces lignes, que mon logiciel s’est semble-t-il mis à l’air du temps puisqu’il ne corrige pas les accords féminins/masculins, par exemple dans : « jeune et blonde poète blanche et romancière blond et blanc », « est trop pâlotte ou pas assez noiraud », « de la poète ou du poétesse ». Dans le même temps, il continue de refuser l’écriture inclusive. Cela dit, ce sont là des questions qui ne se posent guère en néerlandais, les accords et différences en question ne se faisant pas. De là, la difficulté, par exemple, de traduire un.e auteur.trice qui ne se définit pas sexuellement ou qui tend à l’hermaphrodisme, un défi littéraire bien supérieur à toute question de couleur de peau, de passé colonial ou esclavagiste… Notons qu’aux Pays-Bas, une directrice est encore et toujours un directeur, une enculeuse de mouches toujours un enculeur de mouches (kommaneuker = enculeur de virgules), le féminin ayant, quant aux professions, plus de mal, dans la langue que dans les hôpitaux, à changer de sexe - ceci pour des raisons tout à fait autres que celles d’ordre idéologique.

     

    Pour le reste, je renvoie à un entretien publié dans Le Point : Valérie Marin La Meslée interroge René de Ceccaty ou encore à un billet d’humeur de deux autres de mes renommés confrères, à savoir André Markowicz : « Les affaires hollandaises, notes d'un traducteur » et Jean-Yves Masson (en bas de cette page). Et bien entendu à la réponse formulée par Marieke Lucas Rijneveld sous la forme du poème « Tout habitable ».

    Ce billet d’humeur a paru à l’origine

    sur le site profession-spectacle.com.

     

    MLR - 4EME.jpg