Vrijheid achter de tralies
Rob Verschuren, Carmona, In de Knipscheer, 2022.
Een megalopolis ergens in Azië, ingeklemd tussen de zee en de bergen, een verbijsterende agglomeratie van districten in het moessonseizoen. Een oude koloniale stad die nog steeds omringd is door haar vestingwerken, en eromheen de meest onwaarschijnlijke winkels die krioelende straten omzomen, de wolkenkrabbers van het moderne zakencentrum, sloppenwijken die zich eindeloos uitstrekken, buurten waar men gesprekken eerder met messen dan met woorden voert...
De meest uiteenlopende bevolkingsgroepen leven of, voor velen, trachten te overleven in deze mierenhoop waar de ergste vormen van ellende schuren met de meest buitensporige luxe. Een klein deel van het uitschot van deze anarchistische samenleving wordt in een recent gebouwde ‘modelgevangenis’ ondergebracht waar elke gevangene zich aan uiterst strenge regels dient te houden.
Het is binnen de muren van deze microkosmos dat John Wu belandt, een emeritus hoogleraar in de Russische literatuur die volledig de weg kwijt is.
Zijn leesdorst en zijn geloof in het leven is hij ook kwijt nadat hij in de steek werd gelaten door zijn dierbaren en zijn collega-academici. Aan het eind van zijn Latijn, beroofd van zijn geld en zijn papieren, dwaalt hij door donkere steegjes in de stromende regen. Dan loopt hij een bank binnen, gewapend met een neppistool, om een bediende te dwingen hem geld te geven. Hij wordt ter plaatse gearresteerd en veroordeeld tot minstens een jaar gevangenisstraf. Hij is nu gewoon een nummer tussen driehonderd andere nummers, met een kaalgeschoren hoofd, in een werkuniform. Hij deelt een kleine cel met Kid, een jonge drugsverslaafde.
Carmona, het vijfde boek van Rob Verschuren, neemt ons mee door dit jaar van opsluiting. Is de gevangenis niet de plek om de echte vrijheid te vinden? Dat is, althans op bepaalde momenten, de overheersende gedachte in het hoofd van sommige protagonisten. De stekels van de carmona uit de titel – het is een bonsaiboompje – suggereren dat deze vrijheid echter niet gemakkelijk te bereiken is. In de tuin van het detentiecentrum waar John Wu tewerkgesteld is, worden niets anders dan bonsaibomen gekweekt. Zo te zien een vrij zinloze bezigheid.
Rob Verschuren
De roman is zeker een bespiegeling over de vrijheid in haar verschillende vormen, maar vooral een ode aan de kunst van het vertellen. Elk leven is een vlechtwerk van verhalen, de verhalen van verschillende gevangenen raken met elkaar verweven; volgen dan kleurrijke evocaties en beschrijvingen die het zicht, het gehoor en de reuk prikkelen. In het werk van Verschuren is zowel het dier in de mens – in dit geval de slang – als het dier naast de mens nooit ver weg. Vooral vogels, altijd geassocieerd met felle kleuren, die al aanwezig waren in het betoverende Tyfoon (2018), de eerste van zijn vier romans, en ook bijvoorbeeld de zingende shamalijster in de verhalenbundel Stromen die de zee niet vinden (2016), waarvan de sensualiteit en de eigenzinnige toon door recessenten werden opgemerkt.
Deze Nederlandse auteur, die altijd ver van de Amsterdamse coterieën is gebleven en na diverse omzwervingen sinds vele jaren in Vietnam woont, bedient zich van een ongeëvenaarde fantasie in een soms droomachtig proza. Rob Verschuren combineert de vervreemding die zijn boeken bij de lezer genereert met toespelingen die hem/haar terugvoert naar meesterwerken uit de Westerse literatuur, in Carmona vooral Tsjechov, maar ook enkele andere grote Russen.
John Wu heeft de belles-lettres voorgoed vaarwel gezegd, maar na het openslaan van Verschuren’s romans voel jij, de lezer, geen enkele aansporing om deze radicale keuze te volgen, integendeel.
Daniel Cunin
Dit stukje is eerder verschenen in Argus, nr 134, 14 september 2022, p. 20.