Een verblijf in het Vertalershuis (Antwerpen)
Galerie Baudelaire, Plantin en Moretuslei 119, Antwerpen
tentoonstelling Jef Paepen
Dertig, zestig, negentig… honderd jaar,
maar geen eenzaamheid meer
Of over de jaloezie van een onvoorziene metgezellin
Bij aankomst in het Vertalershuis – twee dagen later dan gepland vanwege een staking in het Belgische openbaar vervoer, iets wat ik als Franse vluchteling hoopte nooit meer te hoeven meemaken – vond ik meteen fijn en aangenaam gezelschap. Zodra ik bril, poëziebundels en boekenstandaard op de werktafel had neergezet en mijn laptop op zijn poten op hetzelfde meubel had gehesen, deed ik namelijk de bureaulamp aan. Wat bleek? Ze begon meteen te spinnen, toegegeven, een heel zacht gespin, maar niettemin een trouwe aanwezigheid die mij aan een poes deed denken. In ieder geval een aanmoedigend welkom op een plek waar ik vrij vaak in het vorig decennium eenzame momenten had doorgebracht. En ook een gunstig voorteken voor de Nederlandse gedichten die vroegen om in het Frans gesponnen te worden – in het bijzonder een ruime keuze uit het werk van Ruth Lasters en van Roland Jooris.
Mariângela Guimarães © Literatuur Vlaanderen
Na het rap wennen aan mijn eenpotige verlichtende en lispelende gezellin maakte ik ook vrij snel kennis met mijn Braziliaanse collega, Mariângela, die gelukkig ietsje spraakzamer en minder monotoon bleek te zijn. Ze was aan de laatste tien dagen van haar Antwerpse verblijf bezig. Ik kende haar nog niet. Het was voor het eerst in zeven jaar dat ze terug was in Europa, nadat ze min of meer een derde van haar leven in Amsterdam gewoond had. Ook al miste ze heel erg haar hond – alsook, haast ik mij hieraan toe te voegen, haar moeder van bijna honderd –, ze was gemoedelijk en joviaal. Een bezoek aan het Middelheimmuseum beval ze me warm aan, maar ik gaf de voorkeur (Vanderpyl oblige) aan enkele dagen onderzoek in het Letterenhuis en in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, alsmede aan het doorbrengen van een paar onderhoudende uren toen een vriendin, de Nederlandse dichter en componist Rozalie Hirs, door Johan de Boose geïnterviewd werd.
Wel ben ik samen met Mariângela naar het Museum Plantin-Moretus gewandeld. Ik was er niet meer geweest sinds de verbouwing van de oude drukkerswoning. Voor de mooie biografie die Sandra Langereis aan mijn landgenoot Plantin heeft gewijd – onder de titel De woordenaar. Christoffel Plantijn, ’s werelds grootste drukker en uitgever (1520-1589) – ben ik al een tijdje op zoek naar een Franse uitgever. Helaas tevergeefs tot nu toe. Het zij mij vergund om terloops te vermelden dat een Franse vriend werkt aan een roman over deze bijzondere ondernemer, die door veel Vlamingen geclaimd wordt, zoals veel Fransen op hun beurt bijvoorbeeld Brel claimen.
Op dinsdag 3 juni werd de Zuid-Amerikaanse Mariângela opgevolgd door de Belgische Janne. Andere generatie – dertig jaar jonger dan Mariângela (van harte gefeliciteerd binnenkort met je zestigste verjaardag!) en mijzelf –, en een enigszins verstrooide generatie, zo bleek vrijwel onmiddellijk. Janne was amper aangekomen of ze had zich al buitengesloten. Via een gemeenschappelijke vriend kreeg ze mijn telefoonnummer te pakken en ik moest stante pede – net terug in het appartement na mijn bezoek aan de Lange Leemstraat 57, zetel van Literatuur Vlaanderen, vlakbij het geboortehuis van Paul van Ostaijen – als ‘redder in de nood’ fungeren.
Aan de Steenbokstraat 40 droegen deze vermakelijke kennismaking en de spontaneïteit van Janne bij aan een prettig medebewonerschap. We hebben elkaar – zij, Nederlandstalige Bruxelloise de naissance, ik, Franstalige Bruxellois d’adoption – een beetje kunnen helpen met het oplossen van (ver)taalvragen – geen sprake van federalistische taalkwesties en nog minder van een taalgrens! Verder zijn we samen naar een paar tentoonstellingen van hedendaagse kunst geweest, onder andere in galerie Baudelaire (van uitgeverij Voetnoot) en galerie Tim van Laere, die onlangs een prozagedicht van Peter Verhelst, in drie talen omgezet, heeft uitgegeven. De kleurrijkste Antwerpse publicatie van het jaar (tentoonstelling Bram Demunter in Roma, zie cover), waarin ik met veel plezier mijn naam verenigd zag met die van twee dierbare vakbroeders, David Colmer en Franco Paris.
In de grootste gemeente van België kon de fijnproever die ik nu eenmaal ben helaas weinig met mijn jonge vakzuster delen: Janne drinkt geen wijn en volgt een strikt vegan dieet (wat trouwens een enorm contrast vormt met haar onverzadigbare honger naar activiteiten en verantwoordelijkheden op het gebied van het literair vertalen). Gelukkig mocht ik hier in Zurenborg met enkele vleesetende en alcoholdrinkende Antwerpse auteurs aan een lunch of een diner aanschuiven. Mijn goesting werd ook verzadigd in Oostende tijdens het vieren van de negentigste verjaardag van de dichter Hedwig Speliers (hij kreeg het eerste exemplaar van zijn nieuwe bundel Rebellen uitgereikt, uitgeverij P), in het Verhaerenmuseum bij de opening van een Masereel-tentoonstelling en op de Begijnenvest ter gelegenheid van het verschijnen van de bibliofiele uitgave van de poëziebunbel Anna. De onaanraakbare van Benno Barnard (uitgeverij Demian). Kers op de taart: kort voor mijn vertrek maakte ik – bij Machteld en Peter – kennis met Leo Jansen die onlangs de ‘geestelijke’ biografie van de beroemste Nederlandse kunstenaar is begonnen te schrijven, een boek waar ik al meer dan een kwart eeuw op zit te wachten!
Aan de hitte tijdens de laatste dagen van mijn verblijf is het te wijten dat er onenigheid tussen de spinnende lamp en mijzelf is ontstaan. Met rond de 33 graden in de kamer, die uitzicht op de straat biedt, heb ik de ventilator aangezet. Het gelukzalige gespin was niet meer te horen. Aan mijn nieuwe metgezellin heb ik beloofd, met een aai over haar bol, om zo snel mogelijk terug te komen, maar dan wel tijdens een koudere periode.
Daniel Cunin
16 juni 2025
met dank aan B. & M.
Anneke Pijnappel van galerie Baudelaire & Janne Van Beek
(14 juni 2025, foto Henrik Barends)